Onze K-ambassadeurs zijn onze helden! Enthousiast nemen ze de bezoekers op sleeptouw met hun verhalen. Tijdens de werken ontvangen we geen publiek, en kunnen ze even niet gidsen, maar ze kunnen het niet laten. Ze stellen heel graag hun favoriete museumobject aan ons voor. Vandaag geven we het woord aan Yvette Vermote:
“Het vissershuisje, dat draag ik in mijn hart. Ik kan er zoveel verhalen uit mijn eigen leven over vertellen! Als visserskind moest ik leuren met vis. Papa bracht zijn panger (deelvis) mee naar huis. Dat was teveel voor ons gezin, maar er waren altijd kopers. Mene Tische, die woonde niet ver van ons in een klein visserhuisje, net als Ema Vermoote en Justine Goudsmidt en haar man die een oude ijslandvaarder was. De goedkope vis, zoals pladijs, schol, wijting was er welkom. Ik verkocht ze voor enkele franken per kilo. De kleine tong, minder dan zes stuks in een kilo, gingen zes franken de kilo. Ik was altijd welkom bij deze mensen, kreeg een snoepje, of een extra centje voor mijn spaarpot. Toen ik zeven jaar was, moest al helpen de vis kuisen. “Als je kan eten, dan kan je werken” zei mijn vader.
Al deze huisje waren kraaknet, op de vloer strooide men wit zand in figuren. Dit werd elke dag ververst. Al deze vrouwen hadden een hard leven achter de rug. Ze vertelden me soms over bepaalde gebeurtenissen, dat waren soms ongelofelijke verhalen. Ze waren ook allen zeer godsdienstig, ze gingen naar de mis en baden elke dag hun paternosters. Onze buurvrouw Uzenie Djaeke brevierde elke dag. Het leven speelde zich af bij de haard en rond de buzestove. Soms kreeg ik een vers gebakken ovenkoek, die waren heerlijk. Al de resten en overschotten werden gekookt voor het varkentje, niets ging verloren in die tijd.”